19. Dracht van α-deeltjes en luchtdruk
Inleiding
Een α-deeltje veroorzaakt ionisatie in de materie waarin het zich beweegt. Bij elke ionisatie verliest het een deel van zijn kinetische energie. Na het afleggen van een bepaalde afstand heeft het α-deeltje al zijn energie overgedragen. Deze afstand noemen we de dracht. De waarde van deze dracht hangt af van de dichtheid van de materie. Zo is de dracht van α-deeltjes in weefsel of water enkele μm. In lucht is die dracht veel langer, vanwege de veel kleinere dichtheid van lucht in vergelijking met die van weefsel of water. Het verband tussen de dracht en de dichtheid wijst er ook op dat de dracht van α-deeltjes in lucht afhankelijk zal zijn van de waarde van de luchtdruk.
De dracht van α-deeltjes hangt ook af van de energie waarmee ze de bron verlaten. In dit experiment gebruiken we een bron met americium-241. Deze bron levert α-deeltjes met allemaal dezelfde energie (5,5 MeV), die dan ook dezelfde dracht zouden moeten hebben. De α-deeltjes worden echter in de bron enigszins afgeremd, zodat ze de bron met ongelijke snelheid verlaten. In dit experiment zullen we steeds naar de snelste α-deeltjes kijken.
Absorptie | havo: moeilijk | vwo: makkelijk | Alleen Mobiel |
Doel
Bepalen van het verband tussen de dracht van α-deeltjes in lucht en de waarde van de luchtdruk.
Opstelling
De opstelling bestaat uit een detector met pulsenteller, een vacuümkamer en een bron met americium-241. De vacuümkamer is met een schroefknop af te sluiten. De luchtdruk in de vacuümkamer is in te stellen met een handvacuümpomp en af te lezen op een drukmeter.
Toepassingen
Het verband tussen de dracht van α-deeltjes en de luchtdruk (of, meer algemeen: de druk van een gas) is onder andere bruikbaar voor het meten en regelen van de druk in een gasopslagtank.